It’s the activity rate, stupid!
Meer actieven voor een welvarende en inclusieve economie, daar pleit de Hoge Raad voor Werkgelegenheid voor in zijn verslag 2019. Een hogere activiteitsgraad met meer werkenden én werkzoekenden vertaalt zich op termijn in een hogere werkzaamheidsgraad met meer mensen aan de slag. En dat is goed voor de mensen (beste bescherming tegen armoede), voor de ondernemingen (vacatures worden ingevuld) en de samenleving (duurzame financiering van onze sociale zekerheid).
Een aanbod dat we niet mogen afslaan, dus. De activiteitsgraad van onze bevolking tussen 15 en 64 jaar oud is de afgelopen jaren gestegen tot 68,6% in 2018. Daarmee ligt België echter nog steeds onder het EU15-gemiddelde (74,4%) alsook onder het percentage opgetekend in de 3 buurlanden (DE: 78,6%, FR: 71,9%, NL: 80,3%). De activiteitsgraad doorheen de leeftijdscategorieën kent in alle landen eenzelfde verloop: eerst een snelle toename tot 30 jaar, een piek bij de 30- tot 50-jarigen, en vervolgens opnieuw een daling met een scherpe terugval tussen 60 en 65 jaar naargelang de effectieve pensioenleeftijd.
In België is de activiteitsgraad voor nagenoeg elke leeftijdsgroep lager dan het gemiddelde van de 3 buurlanden. De kloof is het meest uitgesproken voor de jongeren (15-24) en de 60-plussers. Voorts is de piek in de activiteitsgraad bij ons ook korter, van 30 tot 44 jaar, en begint de activiteitsgraad vanaf de leeftijd van 45 jaar te verzwakken, vroeger dan in andere landen. Bovenstaande vaststelling blijft nagenoeg ongewijzigd wanneer dezelfde analyse gedaan wordt voor de drie gewesten afzonderlijk. Enkel in Vlaanderen kan de activiteitsgraad van de bevolking tussen 25 en 54 de vergelijking met de buurlanden goed doorstaan. De activiteitsgraad lag met 71,8 % in Vlaanderen in 2018 dan ook aanzienlijk hoger dan in Wallonië en Brussel, waar hij respectievelijk 65,5 % en 63,8 % bedroeg. Teneinde ons sociaalzekerheidssysteem betaalbaar te houden, is het raadzaam om de activiteitsgraad van de bevolking op arbeidsleeftijd verder op te krikken, zo concludeert de HRW. Bij ongewijzigd beleid en gedrag lijken de demografische ontwikkelingen echter eerder een neerwaartse druk uit te oefenen op de toekomstige activiteitsgraad.
VBO – Het is duidelijk dat de activering dringend een paar tandjes moet bijsteken. In zijn visie voor een duurzame sociale zekerheid merkte het VBO ook al op dat we te veel talent onbenut laten. Dat is funest voor onze ondernemingen die moeilijk de juiste mensen vinden en voor onze sociale zekerheid die inkomsten misloopt en tegelijk meer moet uitgeven. De komende weken pluizen we in deze Impact samen met de HRW de bepalende factoren voor arbeidsmarkparticipatie uit. Wat zijn de hefbomen om het arbeidsmarktpotentieel op te krikken? Waar zitten de zorgenkindjes? Wat maakt dat iemand niet actief is op de arbeidsmarkt? Wordt vervolgd.