Oproep aan de toekomstige regering: “Toon ambitie voor de arbeidsmarkt”
Iedereen stelt het vast: de werking van onze arbeidsmarkt kan veel beter. Zo ook recent de Hoge Raad voor Werkgelegenheid, die de weg wijst aan de toekomstige federale regering. Als men de begroting op het einde van deze legislatuur terug in de richting van een evenwicht wil brengen, zijn jobcreatie en activering twee zijden van eenzelfde medaille. Een belangrijke component van het arbeidsmarktbeleid bestaat erin om de huidige mismatch en krapte op de arbeidsmarkt weg te werken. Daarvoor moeten moedige keuzes worden gemaakt waarvan de resultaten pas op langere termijn zichtbaar zullen worden.
De Hoge Raad start met het goede nieuws. De Belgische werkzaamheidsgraad (69,7%) nam sinds de financiële crisis van 2008 tot 2018 sterker toe dan in de meeste andere EU-landen. Het slechte nieuws is dan weer dat we daarmee nog steeds onder het Europese gemiddelde liggen. Dezelfde vaststelling geldt voor de activiteitsgraad (68,6%), die 12% lager ligt dan in Nederland. We zijn wel kampioen in Europa als het gaat over het aantal openstaande vacatures, maar dat kunnen we moeilijk positief nieuws noemen. De paradox van de krappe arbeidsmarkt en relatief lage activiteit en werkzaamheid blijft een probleem.
De volgende regering zal veel aandacht moeten besteden aan vorming en opleiding. Het wordt hoe langer hoe meer bon ton om te stellen dat jongeren te lang studeren en dat we de opleidingen hoger onderwijs moeten inkorten, ten voordele van meer opleidingen op de werkvloer. Dat is wat ons betreft een valse tegenstelling. We hebben goed opgeleide mensen nodig die bereid zijn om levenslang bij te leren. Dat blijkt ook uit de cijfers: terwijl in 2018 slechts 10% van de banen een laag scholingsniveau vereiste, beschikte 26% van de bevolking hooguit over een diploma lager secundair onderwijs. En terwijl de arbeidsmarktparticipatie van werknemers boven de 60 dramatisch slecht is, schoolt slechts 3% van de werknemers tussen 55 en 64 zich bij. Ik pleit daarom voor een individuele leerrekening, die alle actieven de mogelijkheid biedt aan om gedurende hun ganse carrière opleiding te volgen.
Er moet ook werk gemaakt worden van de activering van specifieke doelgroepen: langdurig werkzoekenden, arbeidsongeschikten, huismoeders en -vaders, laaggeschoolden, personen met een migratieachtergrond en ouderen staan in ons land te ver af van de arbeidsmarkt. De eindigheid in de tijd van de federale werkloosheidsuitkering en een bredere kijk op re-integratie voor langdurig zieken zijn stimuli voor de eerste twee groepen. Een hervorming van de verlofstelsels is noodzakelijk omdat het momenteel voornamelijk de vrouwen zijn die instaan voor de zorg voor de kinderen. Een hervorming moet bijdragen tot meer gendergelijkheid. Tegelijk moet meer ingezet worden op betaalbare en kwaliteitsvolle kinder- en naschoolse opvang.
De werkzaamheidscijfers voor mensen met een migratieachtergrond moeten dringend worden opgekrikt, te beginnen met de scholingsgraad en het wegwerken van drempels op de arbeidsmarkt. Bij de 60-64-jarigen participeert gemiddeld 31% aan de arbeidsmarkt, 20% minder dan in onze drie buurlanden. Voor deze groep wijst de Hoge Raad op twee oorzaken: de koppeling van de lonen aan de anciënniteit en vervroegde uittreding wegens ziekte.
De arbeidsmarktmobiliteit is een derde aandachtspunt. Symptomatisch voor de interregionale mobiliteit is dat werkzoekenden uit Frankrijk makkelijker de weg vinden naar West-Vlaanderen dan Waalse werkzoekenden. Bovendien wijst de Hoge Raad erop dat niet enkel de mobiliteit tussen regio’s maar ook binnen regio’s eerder beperkt blijft. De Belg woont en werkt nog altijd het liefst onder de kerktoren.
De taken van een volgende regering zullen zich niet tot deze elementen kunnen beperken, maar ze vormen wel de kern van de uitdaging waar we voor staan. Als er niet meer mensen aan de slag gaan, lijkt het onmogelijk om zonder drastische maatregelen de kosten voor de vergrijzing te dragen. Bij ongewijzigd beleid zal de afhankelijkheidsgraad van 65-jarigen stijgen van 0,29 (2018) naar 0,37 (2030) en in 2040 zal 1 op 4 ouder zijn dan 65.
Diverse regionale regeringen hebben met een verhoging van de werkzaamheidsgraad met vijf procentpunten al hun ambitie getoond. De federale regering moet nu volgen en, wat ons betreft, snel.