Detachering van werknemers in de transportsector: naar een duurzame, evenwichtige oplossing
In Europese kringen wordt er al enkele maanden hevig gediscussieerd over de toepassing van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers in de transportsector. Het VBO pleit in dit kader voor een evenwichtige oplossing waarmee we efficiënt kunnen strijden tegen sociale fraude, zonder daarbij de sociale last voor de wegvervoerders te verzwaren.
Een gedetacheerde werknemer is een werknemer die door zijn werkgever tijdelijk naar een andere lidstaat wordt gestuurd om er een dienst te verrichten. Richtlijn 96/71/EG bepaalt dat deze werknemer onder de wetgeving van zijn thuisland blijft vallen. Er is echter een ‘harde kern’ van arbeids- en tewerkstellingsvoorwaarden die gelden in het gastland (waaronder het minimumloon) die verplicht moeten worden toegepast door de buitenlandse dienstverlener.
Op 23 oktober 2017 kwamen de lidstaten van de Europese Unie tot een akkoord dat de detacheringsregels moet hervormen. Concreet zullen gedetacheerde werknemers vanaf de eerste werkdag moeten kunnen genieten van alle loonvoorwaarden van het gastland (en niet meer enkel van het minimumloon). De transportsector is evenwel uitgesloten van dit akkoord. Dat betekent dat de huidige bepalingen van kracht blijven zolang er voor die sector geen specifieke regels worden bepaald.
Die beslissing komt er terwijl de Europese Commissie in mei 2017 haar ‘mobility package’ lanceerde. Dat wetgevingspakket bevat – onder andere – een voorstel tot herziening van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers, aan de hand van een lex specialis specifiek voor de wegvervoersector. Gezien de grote verschillen tussen de loonniveaus in de verschillende landen van de Unie, wil de Commissie de arbeidsvoorwaarden van de vervoerders verbeteren en een eerlijke concurrentie garanderen tussen de wegvervoerondernemingen.
Concreet voorziet het voorstel dat de minimumvoorwaarden (minimumloon en wettelijk verlof van het gastland) van toepassing zullen zijn op de gedetacheerde werknemers in die sector. De lidstaten zullen die regels enkel kunnen toepassen op werknemers wanneer de detachering een duur heeft van meer dan drie dagen op maandelijkse basis, of vanaf de eerste dag voor cabotageritten. De controle- en samenwerkingsvereisten tussen de lidstaten worden bovendien versterkt.
Dit voorstel kan allesbehalve op unanimiteit rekenen. Het bijzonder mobiele karakter van de internationale transportsector maakt de toepassing van de detacheringsregels op die sector erg complex. Door de implemenatie van zulke regels riskeert men bovendien een disproportionele administratieve last te veroorzaken voor de vervoerondernemingen. Tot slot biedt het voorstel van de Commissie niet genoeg garanties inzake controle, en is het niet zeker dat de lidstaten bereid zullen zijn om de informatie uit te wisselen die nodig is voor een efficiënte implementatie.
VBO – In het kader van dit delicate dossier pleit het VBO voor een sectorale oplossing die rekening houdt met de specifieke kenmerken van het internationaal transport. Het VBO is niet tegen de toepassing van bepaalde aspecten van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers op deze sector, als die toepassing leidt tot eerlijkere concurrentie tussen wegvervoerders. Niettemin moet de gekozen oplossing controleerbaar zijn en de administratieve last op de vervoerondernemingen verlichten, door bijvoorbeeld een wildgroei aan nationale regelgevingen te voorkomen. De invoering van een Europese ‘onestopshop’ voor alle meldingen van detachering, toegankelijk voor de nationale toezichthoudende autoriteiten, is een mogelijkheid. Het VBO zal in die richting blijven pleiten bij de Belgische en Europese autoriteiten.