Energieprijs en concurrentiekracht: waarin schieten Europa en België tekort?
Na twee zware coronajaren moest deze zomer voor het eerst sinds 2019 een normale zomer worden. Helaas, de huidige energiecrisis zorgde ervoor dat een terugkeer naar een relatief normale manier van leven wordt uitgesteld. Door de stijgende kosten zoeken we met z’n allen een manier om de energiefactuur te drukken. Dat de energiecrisis ook bovenaan de agenda van de Europese Commissie staat, bleek uit de derde State of the Union (SOTEU) van commissievoorzitter Ursula von der Leyen.
De stijging van de gasprijs werd ongeveer een jaar geleden ingezet. De aanleiding toen was de vrees voor een aardgastekort als gevolg van de stijgende gasvraag in China. De aanvankelijk geleidelijke toename kreeg een boost toen Rusland in februari 2022 Oekraïne binnenviel. En sinds enkele weken schiet de prijs nog verder omhoog omdat Rusland de gasleveringen aan Europa sterk verminderde. Eerdere voorspellingen over een stabilisering, normalisering of daling van de gasprijs kwamen niet uit. Daardoor lijkt niemand zich nog aan een voorspelling over de gasprijsevolutie te wagen.
Door de manier waarop onze elektriciteitsmarkt is georganiseerd (de laatst bijgekomen productie-eenheid bepaalt de elektriciteitsprijs – bij ons heel vaak de gascentrales die nu moeten draaien op het heel dure aardgas), heeft de hoge gasprijs onmiddellijk een hoge elektriciteitsprijs tot gevolg. Ook bedrijven krijgen daardoor te kampen met torenhoge gas- en elektriciteitskosten. Bovendien is het niet duidelijk óf en wanneer de situatie opnieuw zal normaliseren.
Ingrijpen Europa noodzakelijk, maar ...
Nadat de energieministers op 9 september rond de tafel zaten om noodmaatregelen uit te werken, werden enkele goede beslissingen genomen om te voorkomen dat de maximumprijs voor elektriciteit verder blijft stijgen. Over een prijsplafond voor het gas dat de EU invoert, werd jammer genoeg niets concreets afgesproken. Ook over het op de markt brengen van uitstootrechten uit de Market Stability Reserve (MSR) werd niets beslist. Een spijtige zaak, want extra emissierechten zouden de elektriciteitsprijs kunnen drukken.
Commissievoorzitter von der Leyen sprak ook over ‘een dringend en tijdelijk ingrijpen op de markt’. Geef toe, de gebruikte terminologie biedt weinig rechtszekerheid. Bovendien is het van belang dat die ingrepen rekening houden met de situatie waar elk bedrijf zich in bevindt.
Hoe dan ook komen die Europese maatregelen niets te vroeg, want de signalen die we krijgen van bedrijven met torenhoge energiefacturen zijn duidelijk. Die ingrepen zijn echter onvoldoende om de energiefactuur te drukken. Europa zou nog meer kunnen doen (invoering prijsplafond gas, uitstootrechten MSR). Aanvullende maatregelen van onze regeringen zijn ook noodzakelijk. Het globaal plan dat we eind augustus hebben uitgewerkt en deelden met de regering is daarvoor een geschikte leidraad. Het plan bevat 12 globale en samenhangende voorstellen op korte, middellange en lange termijn, met als doel de energieprijs te drukken, de heffingen te verlagen, marktmechanismes op EU-niveau aan te passen en, last but not least, ook ons eigen energieverbruik te doen afnemen.
Elk kilowattuur telt
Naast de globale aanpak die we aan de overheid voorstelden, moeten we zelf ook inspanningen leveren. Elk kilowattuur minder is immers ook een kost minder. Daarom ben ik bijzonder tevreden dat we met al onze leden-sectorfederaties gezamenlijk actie ondernemen om zo weinig mogelijk energie te verbruiken. De acties die we onderschrijven, bundelden we in een charter dat we bij alle bedrijven promoten. Zo zullen we bijvoorbeeld de gewenste temperatuur (19°C) in ruimtes die in gebruik zijn verlagen, de lichten uitschakelen in ruimtes die niet in gebruik zijn, deuren tussen verwarmde en onverwarmde of gekoelde ruimtes sluiten ...
Zoals gezegd, elk kilowattuur dat we zelf kunnen besparen, draagt bij tot de oplossing van de energiecrisis. Ook dat is deel van onze economische, ecologische en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
De olifant in de kamer
Intussen dendert de automatische loonindexering als een trein door onze economie. Negen indexeringen van 2% op anderhalf jaar tijd, of een stijging van de loonkosten met ruim 18%! De concurrentiepositie van onze bedrijven ten opzichte van Nederland, Frankrijk en Duitsland loopt opnieuw op richting 16%, dezelfde situatie als tien jaar geleden. Toen zorgde dat voor een verlies van tienduizenden jobs. Als we de trein richting de afgrond niet stoppen, zal de tol hoog zijn: minder jobs, minder inkomen en minder investeringen in de toekomst.
Vandaar ons pleidooi – we blijven erop hameren – om een tripartiet akkoord te sluiten tussen vakbonden, werkgevers en de overheid. Om op die manier de pijn die we onvermijdelijk allen moeten ondergaan, billijk en gelijkmatig te verdelen over de pijlers van onze maatschappij. De volledige factuur bij de bedrijven leggen, zoals nu gebeurt, is de ogen sluiten voor veel erger later.
Laat ons de olifant in de kamer niet negeren. Als grootste werkgeversorganisatie van het land neemt het VBO altijd zijn verantwoordelijkheid. Zelfs in heel moeilijke omstandigheden komen akkoorden tot stand. Waarom zou dat nu niet kunnen?