De ECB houdt koers aan
Op haar vergadering van 14 juni 2018 bevestigde de Europese Centrale Bank (ECB) de eind 2017 aangekondigde afbouw van haar maandelijkse opkoopvolume van staats- en bedrijfsleningen. Op dit moment koopt de ECB maandelijks voor 30 miljard euro op. In oktober wordt dat gehalveerd tot 15 miljard, en in januari 2019 wordt het programma stopgezet. De ECB preciseert wel dat dat enkel daadwerkelijk zal gebeuren als de op dat moment beschikbare gegevens de inflatievooruitzichten op middellange termijn bevestigen.
Het stopzetten van het APP [1] betekent in geen geval het einde van de monetaire ruggensteun van de ECB. Naast de opkoop van obligaties in het kader van het programma, voert de ECB een beleid waarbij de aflossingen voor verworven obligaties geherinvesteerd worden. Daardoor houdt ze de monetaire relance hoog. Volgens schattingen van de Bank gaat het om herinvesteringen van samen minstens 174 miljard euro tussen april 2018 en maart 2019. De geherinvesteerde bedragen blijven ook daarna aanzienlijk.
Wat haar conventioneel rentebeleid betreft, bevestigde de ECB dat ze de rentevoeten voor de belangrijkste operaties op 0%, voor de leenfaciliteiten op 0,25% en voor de depositofaciliteiten op -0,4% houdt en dat ten minste tot de zomer van 2019. Op dat moment zal ze de situatie analyseren en sluit ze niet uit dat ze de lage rentevoeten ook daarna handhaaft als de inflatievooruitzichten nog niet op een voldoende duurzaam spoor zitten.
De ECB bereidt, na een tiental jaar ultrasoepel beleid, de terugkeer naar een ‘normaal’ monetair beleid voor. Maar die normalisering gebeurt volgens een duidelijk aangekondigde, vaste timing. Alleen al door de eind 2017 aangekondigde maatregelen te bevestigen en te preciseren, behoudt de ECB haar geloofwaardigheid, die cruciaal is voorhaar monetair beleid. Ook worden hierdoor de verwachtingen van de actoren op middellange en lange termijn verankerd. Op die manier vermijdt ze plotse veranderingen op de markten of op het niveau van de investeringsbeslissingen van ondernemingen en particulieren.
Het afbouwen van dit ultrasoepel monetair beleid door de ECB zal natuurlijk niet zonder gevolgen blijven voor gezinnen, bedrijven en overheden. De Belgische gezinnen hebben hun investeringen opgedreven, maar ook hun schuldgraad verhoogd, die opnieuw is gestegen tot 65% van hun beschikbaar inkomen, iets boven het vorige hoogtepunt van 2007.
Voor de ondernemingen zal het verlaten van een omgeving met zeer goedkoop geld voor een omgeving met aanzienlijke rentevoeten een impact hebben op de investeringsbeslissingen. Anderzijds heeft de financiële sector (banken en verzekeringen) al meermaals herhaald dat hij lijdt onder die situatie van lage rentevoeten, die weegt op de marges en de rentabiliteit. Door stapsgewijs tewerk te gaan wordt hoe dan ook voorkomen dat de euro plots de hoogte in wordt gejaagd en wordt de concurrentiekracht van de exporterende sectoren gevrijwaard.
Kortom, de ECB zet zowel door haar conventioneel als haar niet-conventioneel beleid haar aanzienlijke monetaire steun verder om haar inflatiedoelstelling te bereiken, en geeft duidelijk aan op welke manier en op welk tempo we naar een monetaire normalisatie gaan. Zo kan het Europese economisch herstel maximaal gaande worden gehouden, want dat zal de komende jaren moeten laveren tussen de onzekerheden van een nieuwe Italiaanse regering, een steeds onduidelijker brexitscenario en een onberekenbaar handelsbeleid van de Amerikaanse president Trump.
[1] Asset Purchase Program.