Link tussen loon en anciënniteit verbreken
Eind 2014 stelde de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid een advies op over de relatie tussen loon en anciënniteit. Deze problematiek blijft actueel, in het bijzonder in het kader van de besprekingen rond het stimuleren van de tewerkstelling van oudere werknemers en van wendbaar werk.
In de meeste Europese landen zien we het loon stijgen met de anciënniteit. Dat valt te verklaren door de toename van kennis en ervaring gedurende de loopbaan. Zo wordt de ervaring – en niet de leeftijd – betaald.
Een vergelijking tussen landen toont echter aan dat de lonen meer met de leeftijd evolueren in België dan in de andere landen. Dat komt tot uiting in een hoge loonspanning tussen het gemiddeld loon van de 50- tot 59-jarigen en dat van de 30- tot 39-jarigen.
Het advies van de Raad vestigt ook de aandacht op het bestaan van een negatieve relatie tussen de loonspanning en de werkgelegenheidsgraad van de werknemers van 55 jaar en ouder. De landen waar de loonspanning geringer is, hebben hogere werkgelegenheidsgraden bij de ouderen. Bij die landen zitten Zweden, Duitsland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Nederland en ook Finland. Dat is daarentegen niet het geval voor België, dat tot de minst performante landen in termen van tewerkstelling van werknemers van 55 jaar en ouder behoort, naast Spanje, Italië en Frankrijk.
We stellen ook vast dat de leeftijd waarop het loon tijdens de loopbaan het hoogst is, een heel stuk hoger ligt in België dan in de andere landen. Zo piekt het loon in ons land op 57 jaar, tegenover 50 jaar in Duitsland, 51 jaar in het Verenigd Koninkrijk, 53 jaar in Denemarken en 55 jaar in Nederland.
VBO – Het VBO herinnert eraan hoe belangrijk het is de remmen en hinderpalen die de stimulering van de tewerkstelling van oudere werknemers belemmeren, op te heffen. De anciënniteitsbarema’s zetten een rem op het behoud en de aanwerving van 55-plussers. Het loonbeleid hervormen door het meer te laten evolueren met objectiveerbare criteria zoals de evolutie van de competenties en van de productiviteit veeleer dan met de anciënniteit, blijft een essentiële piste.