Het verder uitbouwen van de tweede pensioenpijler doe je niet door aan de fundamenten ervan te raken!
De tweede pensioenpijler is voor veel werknemers uit de privésector een essentiële aanvulling op het wettelijk pensioen om de levensstandaard bij pensionering min of meer in stand te kunnen houden. Als je weet dat de vervangingsratio (de verhouding tussen het netto-pensioeninkomen en het nettoloon dat iemand daarvoor verdiende) van de wettelijke pensioenen uit de privésector maar 45% bedraagt, dan is het overduidelijk dat een aanvullend pensioen een noodzakelijke investering is.
Vandaag is 76% van de werknemers aangesloten bij een aanvullend pensioenplan. Dat aantal nam de voorbije twintig jaar gestaag toe, wat onder meer het gevolg is van de harmonisering van het aanvullend pensioen voor arbeiders en bedienden, maar vooral ook werd aangemoedigd door de Wet Aanvullende Pensioenen van 2003. Die wet had tot doel om de tweede pensioenpijler te veralgemenen, te verbreden en te verdiepen, juist omdat ook toen al duidelijk was dat het wettelijk pensioen voor de meerderheid van de werknemers veel te laag uitvalt. Bij heel wat werkgevers is het aanvullend pensioen deel van een aantrekkelijk loonbeleid, ook met het oog op hun aanwervings- en retentiebeleid.
Met de aanstormende vergrijzing – verhoudingsgewijs neemt het aantal gepensioneerden sneller toe dan het aantal werkenden – en de stijgende levensverwachting (gemiddeld één levensjaar per decennium) heeft een steeds groter deel van de bevolking nood aan extra inkomen, al is het maar om de facturen van de gezondheidszorg en de rust- en verzorgingsinstellingen te kunnen betalen. Maar de ouderen vandaag hebben ook andere verwachtingen dan de vorige generaties, en zetten veel meer in op actief ouder worden.
Nood aan breed sociaal pensioenbeleid
Met al die argumenten in het voordeel van een stabiele tweede pijler in het achterhoofd, is het onbegrijpelijk dat vanuit sommige regeringskringen de aanval wordt ingezet op deze essentiële pijler om in combinatie met het lage wettelijke pensioen waardig ouder te kunnen worden. Bij de minister van Pensioenen wil men het systeem solidariseren, wat totaal niet hetzelfde is als ‘verbreden’. Zo zouden de hogere inkomens die vandaag al onbeperkt socialezekerheidsbijdragen betalen, nog een extra duit in het zakje moeten doen om een grotere solidariteit te realiseren tussen de hoogste en laagste pensioenen. De minister van Financiën van zijn kant, wil de 80%-regel ten gronde hervormen, terwijl het wegwerken van een beperkt aantal misbruiken de inzet zou moeten zijn, waarvoor trouwens eerder al oplossingen werden uitgewerkt . Het gevaar van deze fiscale hervorming is de eenzijdige fiscale insteek, die enkel focust op de fiscale behandeling van de werkgeversbijdragen, terwijl de aanvullende pensioenen een onderdeel moeten vormen van een breed sociaal pensioenbeleid en moeten kaderen in de structurele beleidsengagementen die in het verleden werden genomen. Werkgevers en werknemers hebben nood aan rechtszekerheid in deze materie en daarenboven verdienen alle werknemers respect voor de legitieme verwachtingen rond hun toekomstige pensioenrechten en inkomsten. Het gevolg van dit alles zal zijn dat aanvullende pensioenen niet langer deel zullen zijn van een aantrekkelijk loonbeleid, en de regering daarmee de vooropgezette verbreding zelf op de helling zet.
“Alle werknemers verdienen respect voor de legitieme verwachtingen rond hun toekomstige pensioenrechten en inkomsten”
Tot slot moeten we eraan herinneren dat de sociale partners in het sociaal akkoord van 9 juni 2021 een wettelijke standstill vroegen voor de tweede pensioenpijler, minstens tot het afronden van de harmonisatie van arbeiders en bedienden in 2030. Daaraan afbreuk doen, is ingaan tegen het akkoord van de sociale partners, dat trouwens ook door de Vivaldi-regering positief werd onthaald.