Pensioenen - Rapport bevestigt: hervormen is absoluut noodzakelijk
In opdracht van ministers Clarinval en Lalieux brachten de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven een advies en een rapport uit over de pensioenen. Dat verslag noopt ons tot een aantal (soms onthutsende) vaststellingen. Het advies maakt deel uit van een proces op langere termijn, het moet immers dienen als leidraad voor de sociale partners en de beleidsmakers bij hun reflecties over de pensioenhervorming.
Het doel is een robuust, rechtvaardig en billijk pensioenstelsel. Om daartoe te komen, benadrukken de sociale partners het belang van een globale en gestructureerde aanpak. Eerst de contouren van het nieuwe stelsel tekenen voordat eventuele aanvullende financiering kan worden verstrekt. De sociale partners herinneren er ook aan dat rekening moet worden gehouden met alle ontwikkelingen in de samenleving en de verschillen tussen de cohorten. Ook steunen ze de ontwikkeling van de tweede pensioenpijler.
De cijfers in het verslag laten grote verschillen zien wat betreft de pensioenbedragen en het pensioengedrag. Op basis van het rapport geeft het VBO de Belgische werknemers en beleidsmakers een onvoldoende.
Allereerst, en dat is zorgwekkend, zien we dat ondanks de genomen pensioenmaatregelen het percentage werknemers dat op de wettelijke leeftijd (65 jaar) met pensioen gaat de afgelopen vijf jaar is gedaald, terwijl het aantal zeer jonge gepensioneerden (60 of 61 jaar) toenam. Slechts 58% van de werknemers gaat op 65 jaar of ouder met pensioen. Erger nog: slechts 20% van hen is aan het werk aan de vooravond van hun pensioen. En als we de gemiddelde loopbaan van een werknemer in België onder de loep nemen, zien we dat een derde daarvan nog altijd bestaat uit gelijkgestelde periodes (waardoor we het lage gemiddelde vervangingspercentage van onze pensioenen met een korrel zout moeten nemen).
Bij de ambtenaren lijken de onder de vorige legislatuur genomen maatregelen iets meer succes te hebben gehad, daar zien we een stijging richting de wettelijke pensioenleeftijd. Maar we komen van ver, en zelfs nu nog gaat slechts 21% van de ambtenaren op 65 jaar of ouder met pensioen. Dat is nog steeds ruim onvoldoende.
Uit het verslag blijkt ook dat de totale pensioenuitgaven ondanks de urgentie en de goede bedoelingen nog steeds toenemen. Die uitgaven stegen van iets meer dan 27 miljard in 2005 naar 52 miljard in 2020. In procent van het bbp komt dat neer op een stijging van 8,7% van het bbp in 2005 naar 11,4% van het bbp in 2020. Die rampzalige cijfers staan haaks op wat er zou moeten gebeuren. Opmerkelijk: slechts de helft van die uitgaven kan worden toegeschreven aan de vergrijzing. Bovendien zijn ze zeer ongelijk verdeeld over de statuten.
VBO - We kunnen onmogelijk alle cijfers in dit artikel vermelden (dat zou te deprimerend zijn). In ieder geval herinnert het verslag aan de absolute noodzaak van een hervorming van onze pensioenstelsels. We kunnen alleen maar hopen dat de komende gesprekken leiden tot een robuuster, rechtvaardiger en billijker stelsel dan het huidige.
Onder zelfstandigen blijft de pensioenleeftijd relatief stabiel: 79% van de zelfstandigen gaat vanaf 65 jaar met pensioen.