Consensus over minimumlonen blijft uit door onbegrijpelijke houding ABVV
De instanties van de socialistische achterban hebben hun onderhandelaars geen mandaat gegeven om de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) die bepaalt dat de brutolonen van het Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) met 1,1% worden opgetrokken, te ondertekenen. Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) betreurt deze houding: “Ze ontzeggen een loonsverhoging aan die werknemers die ze het meest nodig hebben,” reageert Pieter Timmermans, gedelegeerd bestuurder van het VBO.
Interprofessionele cao’s hebben enkel kracht van wet indien alle betrokken partijen ze ondertekenen. Deze weigering van het ABVV, al de derde op een half jaar tijd, betekent dat de minimumlonen op korte termijn niet met 1,1% verhoogd zullen worden. Volgens een voorzichtige schatting loopt dat op tot een loonverlies van om en bij de 18 euro per maand. Voor die werknemers met het laagste minimumloon, kan dat wel degelijk een verschil maken. Bovendien loopt de rekening van het niet ondertekenen van de NAR-cao maand na maand op.
De werkgevers zijn sinds de goedkeuring van het ontwerp van IPA steeds bereid geweest onvoorwaardelijk de cao te ondertekenen. Men moet dus niet afkomen met ‘chantage’ van de werkgevers. De werkgeversorganisaties houden zich enkel en alleen aan de afspraken die destijds gemaakt zijn door de Groep van Tien.
“Het VBO gaat resoluut voor de integrale uitvoering van het IPA. Overleg kan echter alleen maar geloofwaardig zijn als het tot concrete resultaten komt. Je kan lopen roeptoeteren telkens wanneer een politieke partij het sociaal overleg wil passeren, maar dat is weinig consequent als je onderhandelt met één been onder tafel en één been buiten op straat,” besluit Pieter Timmermans.