Sociale bijdragen – Vierde kwartaal 2021
Wat zijn de tarieven van de sociale bijdragen voor het vierde kwartaal van 2021? U vindt ze in de onderstaande tabel, die het percentage aangeeft van de verschuldigde werknemers- en werkgeversbijdragen voor zowel arbeiders als bedienden, alsook de totalen.
Ten opzichte van de tabel van het voorgaande kwartaal is er geen wijziging te melden voor het vierde kwartaal.
Ter herinnering: sinds de uitrol van de taxshift en in het bijzonder sinds 1 januari 2018, bedraagt het faciale tarief 25% voor werknemers uit de profitsector. De stapsgewijze lastenverlaging van de werkgeversbijdrage naar 25% werd ingezet sinds het tweede kwartaal van 2016. Die daling naar 25% wordt gerealiseerd door zowel de basiswerkgeversbijdrage als de loonmatigingsbijdrage gefaseerd te verminderen. Juridisch wordt de basiswerkgeversbijdrage voor werknemers uit categorie 1 (de profitsector) van artikel 330, eerste lid van de programmawet (I) van 24 december 2002 verminderd van 22,65% naar 19,88%. Anderzijds wordt de verlaging ook doorgevoerd in de loonmatigingsbijdrage, die daalt van 7,35% naar 5,12%.
De bijdragevoeten voor de klassieke taken blijven behouden op het niveau van 2020: 0,12% voor ondernemingen met minder dan 20 werknemers en 0,17% voor ondernemingen van meer dan 20 werknemers. De bijdrage voor tijdelijke werkloosheid werd zoals de traditie het wil vastgesteld op de evenwichtsbijdragevoet. Voor 2021 bedraagt die 0,14%.
Ter herinnering: de bijdrage van 0,01% tot financiering van het Asbestfonds is ieder jaar verschuldigd, maar enkel in het eerste en het tweede kwartaal.
Sinds 2015 wordt het bijdragepercentage voor de jaarlijkse vakantie arbeiders gefaseerd verlaagd. Deze vermindering van de bijdragevoet wordt toegepast op de trimestriële bijdrage die historisch 6% bedroeg. Sinds 1 januari 2018 werd deze een laatste keer verlaagd om recurrent te dalen van 5,61% naar 5,57%. De jaarlijkse bijdrage van 10,27% blijft ongewijzigd.
Aangezien er tot op heden geen interprofessioneel akkoord werd gesloten, bestaat vandaag nog onduidelijkheid rond de verlenging met 2 jaar van de bijdrage voor de opleiding en tewerkstelling van risicogroepen. Het tarief van deze bijdrage hangt af van de sectorale overeenkomsten die hierover worden afgesloten. Als er geen sectorale overeenkomsten zijn neergelegd, is het tarief vastgesteld op 0,10%. Deze bijdrage moet worden betaald door de werkgevers die geen collectieve arbeidsovereenkomst hieromtrent hebben neergelegd ter Griffie van het Directoraat-generaal Collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg. De werkgevers hebben tot 1 oktober van het jaar waarop de cao betrekking het de tijd om een dergelijke cao bij voornoemde Griffie neer te leggen.
De tabel geeft voor elke sector van de sociale zekerheid het percentage aan van de verschuldigde werknemers- en werkgeversbijdragen voor zowel arbeiders als bedienden, alsook de totalen, op basis van het aantal in de onderneming tewerkgestelde werknemers. Voor de werkgevers en werknemers die aan alle sectoren van de sociale zekerheid bijdrageplichtig zijn, werden de afzonderlijke bijdragen per sector vervangen door een globale bijdrage.
Enkele bijdragen komen niet in deze tabel voor, maar worden hieronder vermeld:
- de bijzondere socialezekerheidsbijdrage die sedert 1 april 1994 wordt geïnd op de lonen van de werknemers;
- de bijdrage van 8,86% die verschuldigd is op de werkgeversstortingen voor extralegale pensioenvoordelen;
- de bijdrage van 10,27% voor de jaarlijkse vakantie van de arbeiders, die verschuldigd is op de lonen tegen 108% van het vorige jaar en die betaalbaar is in de loop van april;
- de door de RSZ geïnde bijdragen voor de fondsen voor bestaanszekerheid;
- de bijzondere bijdragen ‘Decava’ op stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) en canada dry (bedrijfstoeslag op uitkeringen volledige werkloosheid);
- de bijzondere bijdrage van 48,53% (eventueel verdubbeld) op toeslagen voor voltijds en halftijds tijdskrediet, die worden toegekend op grond van individuele akkoorden of ondernemingsakkoorden, alsook op grond van sectorakkoorden die na 30 september 2005 zijn gesloten;
- de bijdrage op de salariswagens en op de mobiliteitsvergoeding;
- de solidariteitsbijdrage van 8,13% die verschuldigd is op de tewerkstelling van studenten die geen aanleiding geeft tot bijdrageplicht ten aanzien van de sociale zekerheid: 5,42% ten laste van de werkgever en 2,71% ten laste van de student. De verschillende bijdragevoeten naargelang de student wordt tewerkgesteld in de zomermaanden dan wel tijdens het schooljaar, werden sinds 1 januari 2012 vervangen door één bijdrage gedurende het hele jaar;
- de solidariteitsbijdrage van 33% die sinds 1 januari 2009 verschuldigd is op de betaling of terugbetaling van de verkeersboetes van de werknemer door de werkgever;
- de bijzondere bijdrage op bepaalde extralegale pensioenen of zogeheten 'Wijninckx'-bijdrage, die in 2019 werd hervormd;
- de activeringsbijdrage ingevoerd door de programmawet van 21 december 2017. Deze bijdrage geldt sinds 1 januari 2018 voor werkgevers die 'oudere' werknemers op non-actief zetten. Het bedrag ligt tussen 10% en 20% van het brutoloon. Het bijdragepercentage wordt bepaald in functie van de leeftijd van de betrokken werknemer en van een opleiding die de werkgever al dan niet voorstelt.